
In 1578 namen de Amsterdamse Gereformeerden de macht over en was het voor Katholieken verboden herkenbare kerken te hebben.
Niet ver van de plaats waar Rembrandt rond 1641 in de Joden Breestraat woonde, hielden de Amsterdamse Franciscanen regelmatig een mis in het “Mozes” huis, een ‘schuilkerk’. Anderen kwamen ‘stiekum’ samen in huizen en pakhuizen.
Het pand wat in in 1680 naast het ‘Mozes’ huis werd aangekocht, kreeg de naam ‘Aaron’, dat in 1691 nog verder werd uitgebreid tot een grotere kerk.
De ingang werd naar de Houtgracht verplaatst.
Volg de link en zie een schilderij uit 1880, waarop twee grachten te zien zijn - de Houtgracht en de Leprozengracht. Deze werden gedempt en vormden het Waterloopplein:
http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/b/b5/Mozes-Aaron-Church-Amsterdam-1880.jpg
De kerk van de heilige Antonius van Padua (Mozes en Aaronkerk) werd gebouwd tussen 1837 en 1841. De bijnaam ontstond door de gevelstenen van de huizen, waarachter de vroegere schuilkerk lag.
De beelden van Mozes en Aaron sieren nu de blinde- en achtergevel van de kerk, wiens stijl bekend staat als de zgn. “Waterstaatsstijl”.
Vanaf 1824 hielden architecten/ingenieurs van Rijkswaterstaat toezicht op de bouw van openbaren gebouwen en kerken. Geliefde onderdelen waren classistische zuilenportieken en frontons, en om de kosten te drukken maakte men veelvuldig gebruik van pleisterwerk. Marmer werd nagebootst door hout te beschilderen, wat het geheel toch een monumentaal effect gaf.
Anno 2008, pronkt de kerk nog steeds aan het Waterloopplein, de markt die voor de oorlog in het hartje van Joods Amsterdam lag.
Hier volgt een prachtig verhaal van Meijer Sluyser, uit zijn boekje “Er Groeit Gras in de Weesperstraat”.
Het beeld van Mozes draagt een soort Leidse/Goudse kaas (ongezuurde broden van Egyptische origine?) .
Als Meijer’s moeder boodschappen ging doen dan propte ze Meijertje in een kinderwandelwagen en liep over de Joden Breestraat, langs Mozes in het marmer. Maar Meijertje van-Saartje-van-Moos-van-Sjmoel had het in zijn hoofd gehaald dat hij met de “pop van de kerk” wilde spelen.
Vader, moeder en grootmoeder kregen blaren op hun tong van de pogingen om die pop uit zijn hersentjes te dabberen. Vergeefs.
Huizenhoog gilde hij dat hij die pop wilde hebben. Hij werd de bezienswaardigheid van de (Joden) Breestraat.
“Wat kan dat kind een kol opzetten! En oj, voor wat? Voor zo’n stuk treife mesjokkaas!”
Moeder vond de enigste oplossing: ze liep niet meer met Meijertje door de Brategas, maar een heel eind om - via de Lazarus steeg en dan het Waterloopplein over.
Hebreeuws/Jiddische woorden:
Dabberen – van “ledabèr”, spreken, praten. Eigenlijk: de lippen bewegen, bidden – dawenen.
Kol - stem, schreeuwkeel.
Oj - wee
Treife – ritueel ongeoorloofd.
Mesjokkaas –van mesjoeĝene, waanzin, onzin, gekheid.
Brategas – Joden Breestraat, (duits: Gasse – straat)
Niet ver van de plaats waar Rembrandt rond 1641 in de Joden Breestraat woonde, hielden de Amsterdamse Franciscanen regelmatig een mis in het “Mozes” huis, een ‘schuilkerk’. Anderen kwamen ‘stiekum’ samen in huizen en pakhuizen.
Het pand wat in in 1680 naast het ‘Mozes’ huis werd aangekocht, kreeg de naam ‘Aaron’, dat in 1691 nog verder werd uitgebreid tot een grotere kerk.
De ingang werd naar de Houtgracht verplaatst.
Volg de link en zie een schilderij uit 1880, waarop twee grachten te zien zijn - de Houtgracht en de Leprozengracht. Deze werden gedempt en vormden het Waterloopplein:
http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/b/b5/Mozes-Aaron-Church-Amsterdam-1880.jpg
De kerk van de heilige Antonius van Padua (Mozes en Aaronkerk) werd gebouwd tussen 1837 en 1841. De bijnaam ontstond door de gevelstenen van de huizen, waarachter de vroegere schuilkerk lag.
De beelden van Mozes en Aaron sieren nu de blinde- en achtergevel van de kerk, wiens stijl bekend staat als de zgn. “Waterstaatsstijl”.
Vanaf 1824 hielden architecten/ingenieurs van Rijkswaterstaat toezicht op de bouw van openbaren gebouwen en kerken. Geliefde onderdelen waren classistische zuilenportieken en frontons, en om de kosten te drukken maakte men veelvuldig gebruik van pleisterwerk. Marmer werd nagebootst door hout te beschilderen, wat het geheel toch een monumentaal effect gaf.
Anno 2008, pronkt de kerk nog steeds aan het Waterloopplein, de markt die voor de oorlog in het hartje van Joods Amsterdam lag.
Hier volgt een prachtig verhaal van Meijer Sluyser, uit zijn boekje “Er Groeit Gras in de Weesperstraat”.
Het beeld van Mozes draagt een soort Leidse/Goudse kaas (ongezuurde broden van Egyptische origine?) .

Als Meijer’s moeder boodschappen ging doen dan propte ze Meijertje in een kinderwandelwagen en liep over de Joden Breestraat, langs Mozes in het marmer. Maar Meijertje van-Saartje-van-Moos-van-Sjmoel had het in zijn hoofd gehaald dat hij met de “pop van de kerk” wilde spelen.
Vader, moeder en grootmoeder kregen blaren op hun tong van de pogingen om die pop uit zijn hersentjes te dabberen. Vergeefs.
Huizenhoog gilde hij dat hij die pop wilde hebben. Hij werd de bezienswaardigheid van de (Joden) Breestraat.
“Wat kan dat kind een kol opzetten! En oj, voor wat? Voor zo’n stuk treife mesjokkaas!”
Moeder vond de enigste oplossing: ze liep niet meer met Meijertje door de Brategas, maar een heel eind om - via de Lazarus steeg en dan het Waterloopplein over.
Hebreeuws/Jiddische woorden:
Dabberen – van “ledabèr”, spreken, praten. Eigenlijk: de lippen bewegen, bidden – dawenen.
Kol - stem, schreeuwkeel.
Oj - wee
Treife – ritueel ongeoorloofd.
Mesjokkaas –van mesjoeĝene, waanzin, onzin, gekheid.
Brategas – Joden Breestraat, (duits: Gasse – straat)